Zoeken
1 Koningen 22,5 - Maar hij vervolgde: `U moet toch eerst Jahwe raadplegen!'
2 Kronieken 18,4 - Maar hij vervolgde: 'U moet toch eerst Jahwe raadplegen!'
1 Koningen 22,7 - Maar Josafat vroeg: `Is hier geen profeet van Jahwe, door wie wij Jahwe kunnen raadplegen?'
2 Kronieken 18,6 - Maar Josafat vroeg: 'Is hier geen profeet van Jahwe, dat we ook door hem Jahwe kunnen raadplegen?'
2 Koningen 3,11 - Maar Josafat vroeg: `Is hier geen profeet van Jahwe, door wie wij Jahwe kunnen raadplegen?' Een dienaar van de koning van Israël antwoordde: `Ja, Elisa is hier, de zoon van Safat, die water uitgoot over de handen van Elia.'
1 Samuel 28,7 - Toen zei Saul tot zijn hovelingen: `Zoekt mij een vrouw die macht heeft over de schimmen van de doden; dan ga ik haar raadplegen.' De hovelingen antwoordden: `In Endor woont een vrouw die macht heeft over de schimmen.'
Deuteronomium 9,13 - En Jahwe vervolgde: `Ik heb nu gezien wat een hardnekkig volk het is.
Genesis 9,26 - En hij vervolgde: Gezegend zij Jahwe, de God van Sem, Kanaän zal zijn dienstknecht zijn!
2 Samuel 17,8 - En Chusai vervolgde: `U weet zelf dat het dappere soldaten zijn, uw vader en zijn mannen, en bovendien zijn ze zo verbitterd als een wilde berin die beroofd is van haar jongen. Ervaren krijgsman als uw vader is, zal hij het leger ook geen nachtrust toestaan.
Numeri 22,8 - Hij zei tot hen: `U moet hier eerst overnachten: daarna zal ik u meedelen wat Jahwe mij zegt.' De aanzienlijke mannen van Moab overnachtten dus bij Bileam.
Daniël 10,12 - Hij vervolgde: 'Vrees niet, Daniël, want van de eerste dag af dat jij je voorgenomen had om je voor God te vernederen en zo inzicht te verkrijgen, is je gebed verhoord en heb ik mij op weg begeven om aan jouw verzoek te voldoen.
Ruth 2,20 - Noomi zei tot haar schoondochter: ` Moge die man gezegend worden door Jahwe die tegenover de levenden en de doden zijn trouw handhaaft. ' Zij vervolgde: ` Die man is met ons verwant; hij is een van degenen die familieverplichtingen tegenover ons hebben. '
1 Koningen 2,44 - En de koning vervolgde: 'U weet zelf goed genoeg hoeveel kwaad u mijn vader David hebt aangedaan. Jahwe laat het kwaad dat u gedaan hebt op uw eigen hoofd neerkomen,
2 Kronieken 2,11 - En Churam vervolgde: 'Gezegend zij Jahwe, de God van Israël, die hemel en aarde geschapen heeft, die aan koning David zo'n wijze zoon geschonken heeft, begiftigd met verstand en inzicht, die nu een tempel gaat bouwen voor Jahwe en een koninklijk paleis voor zichzelf.
Job 40,6 - En Jahwe vervolgde vanuit de stormwind en sprak tot Job:
Psalmen 124,2 - was het niet dat Jahwe ons bij had gestaan toen mensenmacht ons vervolgde,
Klaagliederen 3,66 - Vervolg hen, in uw toorn, Jahwe, vaag hen van de aarde.
Exodus 7,1 - Maar Jahwe sprak tot Mozes: `U breng Ik voor Farao als de god, en uw broer Aäron zal uw profeet zijn.
Numeri 16,16 - Mozes zei tot Korach: `U moet morgen met heel uw aanhang voor Jahwe verschijnen, samen met Aäron.
Genesis 29,5 - Hij vervolgde: `Kent u dan Laban, de zoon van Nachor?' Zij antwoordden: `Ja zeker.'
Rechters 8,24 - En hij vervolgde: `Ik wil u wel een verzoek doen. Laat ieder van u mij uit de buit die hij behaald heeft een ring geven.' Het waren Ismaëlieten geweest en die dragen gouden ringen.
1 Koningen 2,14 - Hij vervolgde: `Ik heb iets met u te bespreken,' en zij antwoordde: `Ga uw gang.'
Nehemia 5,9 - Ik vervolgde: 'Wat u daar doet is niet juist. Moet u God niet vrezen bij al wat u doet? Anders haalt u zich de smaad der heidenen, onze vijanden, op de hals.
Tobit 6,4 - De engel vervolgde: 'Snijd de vis open, haal het hart, de lever en de gal eruit en berg die goed op.'
Evangelie volgens Marcus 4,13 - En hij vervolgde: “Begrijpt ge deze gelijkenis niet? Hoe zult ge dan alle gelijkenissen verstaan?
Handelingen van de Apostelen 9,11 - De Heer vervolgde: “Begeef u naar de Rechte Straat en vraag in het huis van Judas naar Saulus van Tarsus; hij is juist in gebed. -
Exodus 10,8 - Hierop werden Mozes en Aäron opnieuw bij Farao ontboden en deze sprak tot hen: `U kunt vertrekken en Jahwe uw God gaan vereren. Maar wie gaan er mee?'
Numeri 17,6 - Maar de volgende dag morde heel de gemeenschap tegen Mozes en Aäron en zei: `U hebt het volk van Jahwe gedood!'
Numeri 22,13 - De volgende morgen zei Bileam tot de afgezanten van Balak: `U moet naar uw land terugkeren. Jahwe geeft mij geen toestemming om met u mee te gaan.'
Deuteronomium 3,21 - En Jozua heb ik in die tijd ingescherpt: `U hebt met eigen ogen gezien, wat Jahwe uw God met die twee koningen heeft gedaan.
Jozua 22,2 - en zei tot hen: `U hebt u gehouden aan de opdracht van Mozes, de dienaar van Jahwe, en ook mijn bevelen hebt u opgevolgd.
1 Samuel 15,17 - Samuël zei: `U kunt u zelf wel onbelangrijk achten, maar toch bent u het hoofd van de stammen van Israël, want Jahwe heeft u tot koning over Israël gezalfd.
2 Koningen 8,10 - Elisa antwoordde hem: `U kunt hem zeggen dat hij genezen zal. Maar Jahwe heeft mij laten zien dat hij zal sterven.'
Ezechiël 29,17 - In het zevenentwintigste jaar, op de eerste dag van de eerste maand, werd het woord van Jahwe tot mij gericht:
Numeri 16,3 - Zij kwamen met zijn allen op Mozes en Aäron af en zeiden: `U matigt u teveel aan! Alle leden van de gemeenschap zijn heilig en in hun midden is Jahwe. Waarom verheft u zich dan boven de gemeente van Jahwe?'
1 Koningen 5,17 - `U weet dat mijn vader David geen tempel heeft kunnen bouwen voor de naam van Jahwe zijn God. Dat kwam door de oorlogen die men van alle kanten tegen David voerde, totdat Jahwe hem zijn vijanden onder de voeten neerlegde.
2 Kronieken 29,17 - Op de eerste dag van de eerste maand begonnen ze met de reiniging en op de achtste dag van de maand waren ze aan de voorhal van de tempel van Jahwe toe. Zo heiligden ze de tempel van Jahwe in acht dagen; met het geheel waren ze gereed op de zestiende dag van de eerste maand.
Exodus 3,6 - En Hij vervolgde: `Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.' Toen bedekte Mozes zijn gezicht want hij durfde niet naar God op te zien.
2 Makkabeeën 8,18 - En hij vervolgde: 'Zij steunen op hun wapens en hun stoutmoedigheid, maar wij vertrouwen op de almachtige God, die niet alleen dit leger dat ons aanvalt, maar heel de wereld met een wenk kan vernietigen.'
Evangelie volgens Lucas 11,5 - Hij vervolgde: 'Stel, iemand van u heeft een vriend. Midden in de nacht gaat hij naar hem toe en zegt: Vriend, leen mij drie broden,
Jozua 14,6 - Toen kwamen de Judeeërs bij Jozua in Gilgal. En Kaleb, de zoon van Jefunne, de Kenizziet, zei tot hem: `U weet nog wel, wat Jahwe in Kades-barnea tot Mozes, de man Gods, over mij en u gezegd heeft.
Jozua 24,19 - Toen ze Jozua tot het volk: `U zult wel niet bij machte zijn Jahwe te dienen, want Hij is een heilige God, een jaloerse God, die uw overtredingen en zonden niet vergeeft,
1 Samuel 1,15 - Maar Hanna antwoordde: `U vergist u, mijn heer, ik ben een vrouw die diep bedroefd is. Ik heb geen wijn of sterke drank gedronken, maar ik stort mijn hart uit voor Jahwe.
1 Samuel 13,13 - Toen sprak Samuël tot Saul: `U hebt dwaas gehandeld! U hebt het bevel niet opgevolgd dat Jahwe uw God u had gegeven! Anders zou Hij thans uw koningschap over Israël voor altijd bevestigen.
1 Samuel 17,45 - Maar David zei tot de Filistijn: `U komt op mij af met zwaard, werpspies en sabel, maar ik kom op u af met de naam van Jahwe van de machten, de God van Israëls gelederen, die u getart heb.
1 Koningen 22,12 - Alle andere profeten profeteerden in dezelfde geest en zeiden. `U moet naar Ramot in Gilead optrekken; uw veldtocht zal slagen, want Jahwe levert het aan de koning over.'
2 Koningen 7,2 - Maar de adjudant op wiens arm de koning steunde zei tot de man Gods: `Al zou Jahwe sluizen maken in de hemel, dan kan dat nog niet.' Elisa antwoordde: `U zult het met eigen ogen zien, maar u zult er niet van eten.'
Jeremia 23,17 - Tot hen die het woord van Jahwe minachten, zeggen zij: `Het zal u goed gaan.' En tot ieder die verstokt blijft in de boosheid, zeggen zij: `U zal geen kwaad overkomen.'
Jeremia 43,2 - of Azarja, zoon van Hosaaja, Jochanan, zoon van Kareach, en verschillende andere mannen schreeuwden hem brutaal toe: `U liegt! Jahwe onze God heeft u niet opgedragen te zeggen, dat wij niet naar Egypte mogen gaan en daar blijven wonen.
Numeri 10,13 - Dit was de eerste keer dat zij vertrokken volgens de aanwijzing die Jahwe door Mozes had gegeven.